Verhalen van Amstadammers
“Ik ben weer verliefd geworden op de zorg“
Onze COVID-unit in verpleeghuis Nellestein ontving een jaar geleden de eerste patiënten. Ze komen van Amsterdamse ziekenhuizen, verpleeghuizen of vanuit huis, omdat daar de zorg die ze nodig hebben niet beschikbaar is. Sinds de opening zijn er ruim 300 patiënten opgenomen geweest. Het is voor de medewerkers een stevig jaar geweest, met moeilijke en zeker ook mooie momenten. We blikken terug met Latifa Messaoudi, coördinerend verpleegkundige (33 jaar)

Hoe kwam je terecht bij de afdeling?
“Ik wilde maart vorig jaar eigenlijk even een break en me oriënteren op wat ik verder wil, na 8 jaar aan het bed. Maar toen de pandemie uitbrak, voelde het niet meer dan logisch om bij te springen.
Deze afdeling begon vanaf nul. Het enige wat stond was de cohort en de inrichting daarvan. Iedereen was nieuw in het team, van artsen en verpleegkundig personeel tot aan de schoonmaak.
Daarna was het samen optrekken en ontdekken wat wel werkt en niet werkt. Bijzonder om te merken hoe dan de hiërarchie in het team niet meer telt. Ik zou het mooi vinden wanneer deze manier van werken, zonder hiërarchie, de nieuwe norm wordt in de zorg. We leren elke dag weer – meer over corona, over de behandelmethodes en over de impact die het op de zorg en de patiënten heeft.”
Coördineren, zorgen, incasseren
“Naast patiëntenzorg heb ik een coördinerende functie: lopen de processen goed? Wat kunnen we beter doen? Hoe kunnen we elkaar beter helpen? Dat is leuk, intensief, en fysiek en mentaal best zwaar, zeker wanneer je compleet bent ‘ingepakt’. Een deel van onze patiënten is dementerend, het is voor hen zonder corona al bijzonder verwarrend en soms ook angstig om in een vreemde omgeving opgenomen te worden. Contact met patiënten is lastig, een band opbouwen gaat echt moeizamer dan op een gewone afdeling. Toch probeer je natuurlijk zo goed mogelijk voor hen te zorgen.
Ik heb veel mensen in het stervensproces begeleid. Dat heeft ook een mooie kant, wanneer je ziet dat je met jouw werk de patiënt en familie in die laatste fase echt helpt. Dat geeft voldoening.
Het is dan soms wel confronterend om te zien hoe los er ‘buiten’ met de regels wordt omgegaan. In de loop van de tijd ben ik dat wel minder zwart-wit gaan zien: ik begrijp de onderliggende frustratie beter. Dat geldt ook voor de patiënten; sommigen hebben (al voor opname bij ons) heel lang geen bezoek gehad, of echt contact met hun naasten. Wij zijn dan diegene bij wie ze dat luchten, soms best heftig. Ik kan dat nu beter relativeren.”
“Zet ‘m op!”
“Het volgende zal ik niet snel vergeten. Op een gegeven moment kwam er een ouder echtpaar binnen: hij reumatoloog, zij verpleegkundige. Ze hadden altijd samen een praktijk gehad. Ze kwamen binnen met milde klachten, de man vroeg regelmatig hoe het ‘medisch’ met zijn vrouw was. “Wat is haar bloeddruk?” klonk het dan. We schoven hun bedden tegen elkaar. De man ging na een paar dagen zó erg achteruit dat hij naar het ziekenhuis moest. En daar ging hij. “Zet ‘m op hè, opa.” zei zijn vrouw. Misschien was dit afscheid voor altijd…
Gelukkig kwam hij terug op de afdeling en zijn ze uiteindelijk samen naar hetzelfde verpleeghuis gegaan.”
“We kunnen binnen ons team goed onze verhalen delen. We zorgen goed voor elkaar. We hadden in het begin met enige regelmaat intervisie, dat vond ik heel waardevol en mooi dat daar – ondanks de drukte - ruimte voor was. En we kunnen contact opnemen met een psycholoog van Amsta, om zo heftige situaties die aan je blijven knagen te kunnen bespreken en te verwerken."
"Zo terugkijkend kan ik wel zeggen dat ik weer verliefd op de zorg ben geworden. De noodzaak heeft gezorgd voor die eerste vonk – en daar ben ik blij om. Nee, ik heb geen plannen om weg te gaan.”